toepassingen in Brussel
Het systeem van zware prefab dat het vaakst werd toegepast in Brussel was het systeem Barets. Omwille van de grote flexibiliteit, werd het niet alleen gebruikt voor hoogbouw maar ook voor meer courante laagbouwprojecten. Zo paste het Nationaal Instituut voor de Huisvesting (NIH) het systeem toe voor een sociaal huisvestingscomplex van 140 laagbouwwoningen in Sint-Lambrechts-Woluwe. Deze woningen maken deel uit van de woonwijk Les Pléiades (gestart rond 1961), naar een ontwerp van de architecten van Groupe Alpha. De dragende gevelpanelen, ter plaatse geprefabriceerd, bestonden uit opeenvolgende lagen van pleister, isolatie (rietplaten) en gewapend beton, met gewassen grind aan de oppervlakte bovenop een sokkel in zwart grind. De wijk omvatte daarnaast ook hoogbouw en traditioneel opgetrokken woningen. De vergelijking van de verschillende bouwsystemen belichtte enkele voordelen van het systeem Barets, zoals dunnere wanden, een lager materiaalgebruik, geen krimpscheuren in het beton, een snelle uitvoering, geen uitwendig skelet en minder warmteverlies.
La Magnanerie en de Modelwijk zijn wellicht de meest bekende toepassingsvoorbeelden van het systeem Barets in hoge appartementsgebouwen in Brussel. La Magnanerie in Vorst (1955-1958), dat de vorm heeft van een boemerang en 16 verdiepingen telt, werd ontworpen door architect Claude Laurens, die werd opgevolgd door architect Jacques Cuisinier. Halverwege het project wijzigde ook de bouwtechniek: bovenop de portieken op het maaiveld is de helft van het blok gebouwd met dragende dwarsmuren (niet van een bepaald systeem), terwijl de andere helft is gebouwd volgens het systeem Barets. Over de reden van de wijziging zijn geen details bekend.
De Modelwijk is het meest omvangrijke voorbeeld van het systeem Barets in Brussel. Weliswaar werden enkel de hoogbouwblokken van de eerste fase met het systeem Barets opgetrokken, daarna werd overgeschakeld op het systeem Cauvet. In zijn geheel beschouwd, is de Modelwijk een grootschalig sociaal huisvestingscomplex waar verschillende woningtypologieën gecombineerd werden, van rijwoningen tot hoogbouw. Het werd ontworpen door een eenmalig architectencollectief: Renaat Braem, Victor Coolens, Groupe l’Equerre, René Panis, Groupe Structures en Jean Van Doosselaere. De toepassing van het systeem Barets werd niet door de architecten gesuggereerd. In de eerste aanbestedingsronde had een aantal inschrijvers zware prefab voorgesteld omwille van de (beperkte) positieve impact op het budget. De architecten stemden hiermee in en pasten hun plannen aan. Aanvankelijk moest het project deel uitmaken van Expo 58 in Brussel maar het was pas voltooid in 1972.
De eerste vijf torens (I, II, III, V en VIII) zijn gebouwd door het bouwbedrijf Entreprises Générales des Travaux d’Anderlecht (EGTA) met het systeem Barets. Alle vloer- en muurelementen werden horizontaal geprefabriceerd in betonnen bekistingen. Voor de vloerplaten, met een overspanning van ongeveer 5,60 m en 15 cm dik, werden uitschuifbare, kanaalvormige, metalen buizen in de bekisting bevestigd om zo holle vloerelementen te creëren (zeven holtes van 8 cm diameter per meter). De wandplaten waren 14, 17 of 20 cm dik (afhankelijk van hun positie in het gebouw) en verdiepingshoog. Alle leidingen, bevestigingsmiddelen, en deur- en raamkaders werden in de bekisting geïntegreerd, vooraleer het beton werd gestort. Ook de trappen waren geprefabriceerd: de rechte trappen werden uitgevoerd als één element, volledig glad en perfect afgewerkt. Drie dagen nadat het beton was gestort, werden de elementen ontkist en met een kraan op hun plaats gebracht. Vervolgens werden ze verbonden met ter plaatse gestort beton en vormden ze zo een stabiele structuur in gewapend beton, die zowel verticale belastingen als de windbelasting opnam.
Halverwege het project werd een tweede aanbestedingsronde georganiseerd en werd een nieuwe aannemer (Strabed) aangesteld, die het systeem Cauvet toepaste voor gebouwen IV, VI en VII. In deze gebouwen hadden de vloerplaten een overspanning van 5,50 m. Ze bestonden uit 5 cm gewapend beton onderaan, een laag met de rechthoekige holtes van 11 cm dik en een toplaag van 3 cm gewapend beton. De muurplaten telden vijf opeenvolgende lagen: 4 tot 6 cm gewapend beton (al dan niet met een specifieke gevelafwerking), 3 cm glaswolisolatie (gecomprimeerd tot 2 cm door het gewicht van beton), een tussenlaag van gewapend beton van 3 tot 4 cm, een laag met holtes, en een laatste laag van 3 tot 4 cm gewapend beton aan de binnenkant. Behalve de isolatielaag en de holtes, was het algemene principe van de constructietechniek vergelijkbaar met het systeem Barets.